rong -en, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: ronge (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), wagenrong

  1. dikke spijker

    Houw der mar een ronge in, dan zit het goud vast (Barger Oosterveld)

    Rongen zaten deur de plaeten in de gebienten (Dwingelo)

    Zie ook:
  2. deel van een boerenwagen, opstaande ijzeren steunen

    In de schamel zitten de rongen, waor de ledders of ziedhekken tegen leunen (Hoogeveen)

    IJ moet even een haak um de rong doen, dan kan de ledder niet verschoeven (Sleen)

    De wagen mot hen de smid, met de bovenvracht is de rong zet (Borger)

    (...) peerd op de loop en dat de waogen over de kop vloog, zodat e op de rongen stun (Peize)

    Rongen op het veurbred van de wupkar (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...