hard wrijven
Ros mij de rugge ies even; het jeukt mij zo (Klazienaveen)
Doe most dat peerd goud rossen, dan komp de hoed los (Barger Compascuum)
Neie eerappels muj eerst even flink rossen mit een olde klompe, dan hej ze zo schone (Ruinerwold)
rossen mit een stok (Roderwolde)
Wij rost de erpel over de taofel, dat de kienen der ofgaot (Sleen)
Der zit nog veul roet in de erpel, ik zal ze nog even rossen met de ege (Emmen)
De pan was zo anbraand, hij kun er neit tegen rossen om hom weer schoon te kriegen (Peize)
Ik wil het dikste stof er wat ofrossen