ruilen overgankelijk, werkwoord, zwak, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: ruieln (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), röllen

  1. ruilen

    Ik heb die appel ruield, ...ruild (Sleen)

    Ik wil det peerd wel van oe kopen, mar ik wil ook wel ruilen (Ruinerwold)

    Zeg even dat het ruilen van de haon niet deurgeit

    Aj die jurk ruilen wilt, moej de kassabon metnemen (Borger)

    *Van ruilen komp huilen (Dwingelo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...