ruk -ken, de, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: rok (Zuidwest-Drenthe), rök (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. ruk

    Nog ein ruk en het kaalf is er (Roswinkel)

    Het is het beste, dat we maar in ien ruk deurwarken (Nieuw Amsterdam)

    Zie ook:
  2. poos

    Het was een hiele ruk later as dat wij dacht hadden (Geesbrug)

    Komt het oe gelègen as mien va en moe vanaovend een rokkie koomt? (Hollandscheveld)

    Zie ook:
  3. grote afstand

    Het was een hiel rök op de fietse (Nijeveen)

    Wie hebt al een heile ruk had (Barger Compascuum)

    Zie ook:
  4. karwei(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Het was een hiele ruk um dat klaor te kriegen (Sleen)

    Zie ook:
  5. in

    bij rukken

    Het is bij toeren slimmer as bij rökken (Hoogeveen)

    Bij tieden en bij rukken warkt hij wel ies (Zuidwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...