Ook: roemen II, roemen (Kop van Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
Bron: H. Tiesing & H. Tiesingruimen
De wiend ruumt hogerop
De wind is wat ruumd; zo is de mist gauw vort (Sleen)
schoonmaken(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Vroeger mus ij veul sloten rumen (Schoonebeek)
Wij bint de hiele dag hen rumen west (Stieltjeskanaal)
opladden
opruimen(Zuidwest-Drenthe Zuid)
Ie mut dalijk de dele rumen, want zij koomt er an mit een vaor heui (Ruinerwold)
weggaan, ophoepeln
Die meinsen, die mussen rumen; die konden mit de buurt niet worden (Klazienaveen)
Te duvekater, wat wol die hond toen rumen (Hijken)
Hij mus het veld rumen (Anloo)
ruimer maken (zoz, md
Dat gat moej nog een bittien rumen (Coevorden)
Het pingat is te klein, dat moej wat roemen (Nieuw Dordrecht)