schamper bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: schaamper II, schaamper (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. minachtend, geringschattend

    Ik holde niet van die schaampere opmaarkens (Diever)

    Daor kunt ze wel zo kwaod umme worden, aj zo schamper lacht (Ruinerwold)

    Zie ook:
  2. nauwelijks(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Toen a'k onverwachts vezite kreeg, ha'k schamper eerpels genog (Havelte)

    Het is mar schamper te kriegen (Schoonoord)

    Zie ook:
  3. gering, van een voorraad(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Het is nog mar een schamper beetie, wat er nog is (Geesbrug)

    Ze hebt mor een schamper beetie heui (Hooghalen)

    Bron: Drentsche Volksalmanak Zie ook:
  4. zeldzaam

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...