Ook: schaamper II, schaamper (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)
minachtend, geringschattend
Ik holde niet van die schaampere opmaarkens (Diever)
Daor kunt ze wel zo kwaod umme worden, aj zo schamper lacht (Ruinerwold)
nauwelijks(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)
Toen a'k onverwachts vezite kreeg, ha'k schamper eerpels genog (Havelte)
Het is mar schamper te kriegen (Schoonoord)
gering, van een voorraad(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)
Het is nog mar een schamper beetie, wat er nog is (Geesbrug)
Ze hebt mor een schamper beetie heui (Hooghalen)
zeldzaam
Zie ook: