scharminkel -s, de
  1. scharminkel, mager mens of dier

    Dat hondtie is maor een maeger scharminkel (Vledder)

    Wat een hoge pries veur zo'n scharminkel (Noordscheschut)

    schemiel

    Zie ook:
  2. persoon

    Lillijk scharminkel, wol ie mij vertellen wat a'k doen en laoten mut? (Hollandscheveld)

    Wat een zunige scharminkel (Buinen)

    Wat een scharminkel van een vent

    schreminkel

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...