Ook: schaarp (Zuidwest-Drenthe Noord)
scherp(e) voorwerp
Wij hebt de veearts bij de koe had, hie har scharp in (Stieltjeskanaal)
Pas op mit zwemmen in de wieke, daor kan wal scharp in liggen (Barger Compascuum)
Wij schiet met scharp (Fluitenberg)
winterijzers
Dat pèerd stiet veerkant op scharp
Hij stiet op schaarp
klaar zijn
Het geweer stiet op scharp (Padhuis)
Oonze Klaosien steet altied op schaarp; der ontkomp heur niks (Diever)
Die stiet op scharp um te helpen (Geesbrug)
Die man, daor moej veurzichtig met weden; die stiet aaid op scharp
Hij steet op scharp, het mut neug gebeuren (Pesse)
scherpe kant(Midden-Drenthe)
Hie veuil met zien haand op het schaarp van het mes (Eext)
grit(Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)
Diggels weurden ok wal fienslagen tot scharp veur de hoender (Nieuw Dordrecht)
As de kippen gien scharp genog kriegt, bint de doppen niet stark (Hijken)