Ook: schèlen (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), schellen, schellen III
mankeren
Enkele mensken scheelt altied wat (Buinen)
Wat scheelt je an dat oog? (Gasselte)
Schèelt oe nog mèer volk?
verschil maken
Het is kaold worden, het scheelt een jas bij gister (Anloo)
Het is neet geliek, der scheelt nogal wat an (Fluitenberg)
Het scheelde nogal wat in pries bij die twie annimmers (Sleen)
uitmaken
Het kan mij niks schelen, hoe as ie dat doet (Geesbrug)