schief I schieven, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: schieve (Midden-Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe)

  1. schijf

    Zie schoten op ein schieve (Emmer Erfscheidenveen)

    Zuw een pottien dammen? Zet de schieven maor op

    Doe er maor een schief citroen bij (Drouwen)

    De schief wör op de ploug zet as er graslaand scheurd wör (Roderwolde)

    De schief van de as van een waogenrad

    Een schief in een katrol (Een)

    Zie ook:
  2. Zie hebt het almaol over ien schief gooid, zie mussen almaol evenveul betalen

    Zie hadden altied gedoe over de overweg, maor nou hebt ze het over ien schief gooid

    Der gaat aordig wat aover de schieve

    Zie ook:
  3. (mv.) geld(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Het hef ook schieven kost, het kan der alzo ook naor wezen...

    Laot die olde maar lopen, die hef wel een paar schieven in de olde kouse (Meppel)

    Bron: Drentsche Volksalmanak Zie ook:
  4. lepel

    Holten scheven

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...