lichaamsdeel, schoft
Dat pèerd hef de schoft te leeg (Sleen)
Het peerd wordt bij de schoft meten, hoou groot as e is (Eext)
Ik hebbe vaste wat kaolde lene, de schoft döt mij zeer (Hollandscheveld)
bochel(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)
Die hef altied al een schoft had (Geesbrug)
schoftien