schok
Het was een hiele schok, toen wij dat bericht kregen (Sleen)
Van het elektrisch kriej een schok (Padhuis)
Hij kreeg een beste schok van het schrikdraod (Eelde)
Ik wuir met een schok wakker (Emmer Erfscheidenveen)
Ik vuulde een schok en toen was het over (Nijeveen)
Wat zat daor een groot gat. Ik krege toch een schok! (Pesse)