schooier
Hij lop bai alle hoezen langes. Het is een dikke schooier (Roderwolde)
As der bij oens eerder riesebrij eten wör, dan zee mien va wal ies: Dat smaakt goed, daor kuj wal s (Beilen)
Wat is dat een schooier, die hond (Wijster)
Die lop der bij as een schooier (Anloo)
*Wat een schooier weggooit, döt een meneer in de buus