Ook: schorren (Zuidoost-Drenthe)
schurend schuiven
Hie schoort met de stoel achteroet (Sleen)
Die deur wil niet dicht, die schoort over de drömpel (Eext)
Zit toch neet altied te schaoren, gaot toch ies rustig zitten (Fluitenberg)
schurken(Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
Hij schorde zuk an de paole (Barger Oosterveld)
scheuken, schobbem II
(zwz, md), in
er tegen schaoren
Wij mussen de hele weg tegen de wiend op schaoren (Ruinen)