Ook: schut (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Noord)
(geweer)schot
Het schot gung eerder of as dat hij der op verdacht was (Klazienaveen)
iniens een schot en de hagel vleug mij um de oren (Hoogeveen)
Ieder schot is niet raak (Schoonebeek)
Dat wicht, door wi'k nog een schot op waogen
Jan was wel zo veurzichtig, dei bleef altied boeten schot (Peize)
vooruitgang
Het duurde allemaol zo lang; der zat niks gien schot in (Barger Oosterveld)
Het liekt of ze hard warkt, maar der zit niks gien schot in (Noordscheschut)
uitspruitsel
Schot hej in de rogge as de rogge oetlopen is (Roden)
Deur de veule règen kwaamp der veule schot in de haver (Elim)