schoten overgankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: schaoten (Zuidwest-Drenthe)

  1. toereiken van korenschoven, soms ook van hooi(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Ik zal wel vaten, gao ij mor schoten (Sleen)

    Schaoten doej mit een schaotvörke (Dwingelo)

    Bij het intrekken is schoten het mooiste wark (Eext)

    Bij het schoten kunj mekaor lillijk met de vurk prikken (Norg)

    Van heui zeden wij opsteken en van

    zaod schoten (Ekehaar)

    schieten

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...