schrap I de
  1. schraapsel(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Hij kreeg een schrap botter op brood (Roderwolde)

    Zie ook:
  2. (nd, zd), in

    schrap op de bodem

    Vanmiddag was het schrap op de bodem; der was niks meer (Barger Oosterveld)

    Het is vasten, het is schrap op de bodem (Klazienaveen)

    Het is bie oons altied schrap op de bodem (Emmer Compascuum)

    schrapsel

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...