schrikken sterk, werkwoord, (on)overgankelijk, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: schrekken (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. schrikken

    Ik schrikke der van daj mij zo over het mat koomt (Diever)

    As e heurt dat zien fiets vort is, zal e wel schrikken (Eext)

    Wat luit e mai schrikken (Roderwolde)

    Ik schruk mij te pletter (Anloo)

    de blubber (Dwingelo)

    Zie ook:
  2. snel afkoelen

    As de botter groot wordt, dan mit een scheut kold water later schrikken (Zuidwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...