schuppen I -s, de
  1. schoppen in speelkaarten

    Schuppen was troef en ik haar net de hiele haand vol schuppens (Sleen)

    De schuppens bint er uut, dan is disse kaort vrij (Ruinerwold)

    Ik har allennig mor een schuppen köning in haand (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...