serpent -en, de
  1. kwaaie vrouw, feeks. Ook wel gezegd van een man (zo, zwn) of kind(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Het

    mut een serpent van een wief wèzen, he'k wel ies

    heurd (Ruinerwold)

    Het is zo'n serpent, ze kun de duvel wel oet het gat kreupen wezen (Drouwen)

    Een ondeugend serpent huuft niet beslist een vrouw te wezen (Oosterhesselen)

    Dat kind is zo'n akelig serpent (Zwinderen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...