Ook: slei (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
ruw, stroef
Ik heb de mond zo slee, het zal wal van de bezen kommen (Oosterhesselen)
Van dei zoere appels krieg ik zukke sleie tanden (Barger Oosterveld)
geringe ontsteking door het eten van nieuwe, rauwe vruchten
Zie ook: