Ook: slepig (Kop van Drenthe)
lusteloos, niet erg fit en wat onverzorgd(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Ik bin zo slecht in örder, ik bin wat sleperig (Beilen)
Hie kik wat sleperig oet (Sleen)
het liekt wat slepig
Hie lop er sleperig bij (Sleen)
slenterig