sleuten I overgankelijk, werkwoord, zwak, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)
  1. veel drinken

    Hij sleut heil wat koffie daags (Barger Oosterveld)

    Hij kan wal 20 koppen koffie der deur sleuten (Barger Compascuum)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...