sliert -en, de, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: sliere (Zuidwest-Drenthe), slierte (Zuidwest-Drenthe)

  1. sliert

    Ze haar de slierten haor veur de ogen hangen (Een)

    De nevel trekt in slierten (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. lange rij

    Met het scheuvellopen hadden wij zo'n lange sliert dat de leste de bocht niet kriegen kun (Sleen)

    Zie ook:
  3. lang persoon

    Wat is dat een lange sliert van een kerel (Klazienaveen)

    lange slierte van een meid (Hoogeveen)

    Wat is het een lange sliere veur zien leeftied (Noordscheschut)

    Zie ook:
  4. groot aantal(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Wat een sliert vrouwlu op 't mark (Sleen)

    sliertien

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...