slons slonzen, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: slonze (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), sloonze (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. slordige vrouw

    Die vrouw is nooit netties, het is een slons (Schoonebeek)

    Een slonze verslontert veule (Dwingelo)

    Het is der een rommelie in hoes en dat is ok gien wonder met zu'n slons van een wief (Eext)

    Zie ook:
  2. slet(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Det is zo'n slonze van een wief, die giet met jan en alleman hen bedde (Ruinerwold)

    slont

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...