slonzig persoon, iem. die de boel smerig maakt
Dei jong, dat is wal zo'n smeerderd, dei holdt zien tuug gien half uur schoon (Barger Oosterveld)
Wat een smeerderd bij het etten (Padhuis)
*Een smeerderd versmeert meer as een pronkerd verpronkt (Eexterveen)
smeerpoets, slonter(d)