smulsterig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: smulstig

Bron: Drentsche Volksalmanak & Drentsche Volksalmanak
  1. onzuiver, muf

    Het vet is smulsterig worden (Sleen)

    Dat vleis moej wegdoen, het is smulsterig (Oosterhesselen)

    Kleeraozie wat vochtig in de kast hangt, rök smulsterig (Schoonebeek)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...