snap I de
  1. mond, bekje

    Ze hef de snap op de goeie stee zitten (Balloo)

    Zie ook:
  2. in

    een hap en een snap

    Het is veur een hap en een snap te koop (Klazienaveen)

    Ik heb er man een hap en een snap van heurd

    In een hap en een snap hef hij dat edaone

    Zie ook:
  3. (zoz, zwz, md), in

    op de snap

    De moezenval heb ik op de snap zet

    Hie hef de vrouw ok op snap

    Wij stunden op snap um weg te gaon (Padhuis)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...