snoek -en, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: snook (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Noord), snoouk (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), snouk (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. snoek

    Hij vöng bij het visken een snoouk van wel een meter lang (Eext)

    Hie hef een dikke snoek vangen

    Hai is zo rap as een snouk (Roden)

    Een vissien uutgooien om een snookien te vangen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...