sop het, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: soppe (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. halfvloeibare spijs(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    De koene möt het sop nog hebben

    Der kwam maal deur en dan mèuken ze der een soppe van (Hollandscheveld)

    Zie ook:
  2. prak

    Oen soppie stiet nog op de kachel (Dwingelo)

    Hie wil niet eten, aj hum gien soppien klaormaakt (Stieltjeskanaal)

    Zie ook:
  3. hoeveelheid, portie(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Hie hef een hiele sop kinder (Sleen)

    Het wordt gien dik sop, as de boedel in daartien porties mot

    Bron: H. Tiesing Zie ook:
  4. (zwz), in

    in de sop

    Die zake löp in het sop (Koekange)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...