spatten onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. spatten

    Het vet spat tegen de muren op (Padhuis)

    Zie ook:
  2. knikkeren in klomp of kuiltje(Midden-Drenthe)

    Spatten is knikkern in de klompe (Barger Oosterveld)

    ...en de knikkers, die der dan oetspatten waren veur de gooier (Barger Compascuum)

    Spatten deden ie in een koelegie (Zuidwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...