spektakel het, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: ...taokel, ..taekel (Zuidwest-Drenthe Noord), spik... (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. spektakel, lawaai

    Wat meuken die kiender een spektaekel (Dwingelo)

    Zie ook:
  2. ophef

    Ze maoken van dat feest een heil spektaokel

    Ie mut niet aoveral zo'n spektakel van maken (Zuidwolde)

    Het gef een hoop spektakel met die renovatie van die hoezen

    Zie ook:
  3. ruzie

    Um die neie weg meuken ze een spektakel, het was nich mooi meer (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  4. probleem, moeite

    Ik heb er een boel spektakel mit en hie schut er niks mit op (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...