spier -en, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: spiere (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. spier

    Ik heb een spier verrekt en dat döt mij wal zèer (Sleen)

    Hij zet aaid zo'n gezicht, hij vertrekt nooit een spier (Beilen)

    Zie ook:
  2. spriet

    Door stait gien spier gres meer in dat land (Barger Oosterveld)

    Heb ie in het stro elegen? Ie hebt nog een spiere in het haor zitten (Ruinerwold)

    Zie ook:
  3. zier

    Daor trek ik mij gien spier van an (Geesbrug)

    Het helpt gien spier (Grolloo)

    Der zit gien spier vrouwluvleis an (Nieuw Dordrecht)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...