spulen werkwoord, zwak, (on)overgankelijk, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: speuilen (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), speulen II, spuilen (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. spoelen

    Flink mit jenever spuilen helpt veur koezekellen (Barger Compascuum)

    Ie mut de gruunte goed spulen (Hoogeveen)

    Het regende zo haard, het waoter speuilde over het laand (Anloo)

    Zie ook:
  2. hard regenen

    Daor kwam een dikke locht an en het begunde mij daor toch te speuilen! (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...