staart -en, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: start, starte (Zuidwest-Drenthe Zuid), staarte (Zuidwest-Drenthe Noord), steert (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. staart

    Door lop dei kater weer mit de steert umhoog (Barger Compascuum)

    De koekoek röp; hij wil de staarte nat hebben

    De jonge har de starte an de vlieger te zwaor emaakt (Hoogeveen)

    As wij een voor rogge laden mussen, mus wij altied een staart oettrekken

    De staart van een wring

    De staart krult hum veur het gat

    As iene koe pist, beurt de aandere de starte op (Meppel)

    Aj die vogel vangen wilt, meuj hum zolt op de steert leggen (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. Daor kan nog wel ies een starte achteran komen

    Dat moesie hef nog wel een staartie (Geesbrug)

    Een hiele staart luup achter de wagen an

    Ie weit nooit of ie hum bie de kop of bie de steert hebt

    Zie zet hum de kniepe op de starte

    Ie konden der gien kop of starte an vienden (Meppel)

    Hij gung met de staart tussen de beeinen hen hoes

    Zie hebt hum op de staart trapt

    Ze hebt hum zo pocht, de staart krulde hum der van (Hooghalen)

    Zie ook:
  3. rest

    Wij moet nog staarten ankrabben

    Mien mo hef nog een staartie wolle over ehölden van die trui (Diever)

    Maok die fles mor leeg, der zit nog een staartie in (Eext)

    Zie ook:
  4. ploegstaart

    Aj de steert mar goed vastholden, kuj ok wel recht ploegen (Klazienaveen)

    Koj over de hond, koj over de staart (Kloosterveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...