stark bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: staark (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. sterk, krachtig

    Dat is een starke kèrel, die hef marg in de botten (Beilen)

    Het ies is nog niet stark genog (Klazienaveen)

    Die man is staark in de aarms (Eext)

    Hij is zo stark as een bère (Beilen)

    een peerd (Padhuis)

    een os (Dalen)

    as bedörven mosterd (Eexterveen)

    Zie ook:
  2. frappant

    Wat die daor vertelde, was ok een stark staaltien! (Sleen)

    Zie ook:
  3. met aandrang, hevig

    Umdaj zo stark neugt, za'k nog mar een burreltien nemen (Dwingelo)

    Hij is een starke roker (Odoorn)

    Zie ook:
  4. sterk van geur of smaak

    Det spel maj wel holden, det is zo stark (Koekange)

    Zie ook:
  5. in getal

    Ze kwamen mit vief man stark opzetten (Noordscheschut)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...