Ook: staark (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidwest-Drenthe Noord)
sterk, krachtig
Dat is een starke kèrel, die hef marg in de botten (Beilen)
Het ies is nog niet stark genog (Klazienaveen)
Die man is staark in de aarms (Eext)
Hij is zo stark as een bère (Beilen)
een peerd (Padhuis)
een os (Dalen)
as bedörven mosterd (Eexterveen)
frappant
Wat die daor vertelde, was ok een stark staaltien! (Sleen)
met aandrang, hevig
Umdaj zo stark neugt, za'k nog mar een burreltien nemen (Dwingelo)
Hij is een starke roker (Odoorn)
sterk van geur of smaak
Det spel maj wel holden, det is zo stark (Koekange)
in getal
Ze kwamen mit vief man stark opzetten (Noordscheschut)