Ook: sta(a)il (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
steil
Het haor stund hum steil op de kop (Hoogeveen)
Dat zwien hef steile oren (Klazienaveen)
Hij gaf hum een raom en doe vul e staail achterover (Barger Oosterveld)
De regen vuil stail naor beneden (Valthermond)
Hij is zo steil as baok, ...een kèers, ...een paol (Sleen)
een pen
Hij lop zo staail as een tutering
Hij gait stail op en deel
Een steil op en daele
Hij zat met steile oren te lustern
bw. van versterking
Ik bin er steil met an
Hij was er steil met verlegen (Hijken)
Hij hef het steil benauwd (Havelte)
Hij komp staail weer op de kloeten
Hij was hum steil de baos
Ik magge het steil graeg heuren
Al dat gekiek naor die televisie; ik bin der steil zat van (Kerkenveld)
opvliegend
Zie ook: