stevig
Dat geval zit stevig in mekaar (Kerkenveld)
Het is een stevige vent (Pesse)
Dat is stevige kost (Eext)
Hie mus der stevig an trekken (Gasselte)
Haar ik heur even stevig te pakken! (Peize)
Ze haar een paor stevige bainen onder het gat (Roderwolde)
Hij stiet stevig op de benen (Hollandscheveld)