stiekel I -s, de, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: stikkel (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. stekel, doorn

    Ik har een stiekeltie in de vinger (Erica)

    De stiekels van de haegeldoorn gebruukte ie vèur worstepennen (Dwingelo)

    Ik heb een stikkel in de vinger (Kerkenveld)

    Zie ook:
  2. Hij hef zo de stikkels opstaon

    Hie hef een stiekel in het water

    Zie ook:
  3. distel

    Het is niet zo best aj zoveule stiekels in het laand hebt. Der bint blauwe en witte stiekels (Hijken)

    Zie ook:
  4. pestkop, onaangenaam mens

    Dei jong, ba, wat is dat een stiekel, door kuj beter bie wegblieven (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  5. stekelbaars(Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Zuidwest-Drenthe Noord)

    ...um stiekeldies en salamanders te vangen

    *Stiekels mèeien is stiekels zèeien (Sleen)

    Bron: R. Reyntjes Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...