stoel -en, stule, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: stoele (Zuidwest-Drenthe), stole (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), stool (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Noord), stooul (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), stoul (Kop van Drenthe), stoule (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), stuilken (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), stuile

  1. stoel

    Hie kun haost niet oet de stooul kommen (Eext)

    Hie poft zwaor in de stoel (Anderen)

    Kapotte rieten stule kuj no weer matten laoten (Schoonebeek)

    Zet het gat mor an 't stoel

    Hie giet met het gat op de stool zitten

    Die proot oe van de stoel en gaot er dan zulf op zitten

    Loop op de stoel

    En dan mus er nog een extra stuilken op de maaimesiene veur de oflegger (Barger Compascuum)

    Zie ook:
  2. onderste gedeelte van een schoorsteen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Zie ook:
  3. preekstoel(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe)

    Ik mag hum wel graag op de stoel heuren (Meppel)

    Jannao stund er op det de kiender veur de stoel trouwden

    Een stoel kriegen

    Bron: J. Poortman Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...