stof II dehet
  1. stof, fijne deeltjes

    Instopper wezen

    was min wark, hij zat altied in de stof (Odoorn)

    Der lag een laoge stof op de schörstein (Barger Oosterveld)

    Ze foeterde hum uut, det hum het stof uut de maantel steuf

    Bron: J. Poortman Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...