stoffig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. stoffig

    De laamp is stoffig (Zeyen)

    In het olde huus was het aordig stoffig (Beilen)

    De aole

    boeken waren stoffig (Hooghalen)

    De instopper had nogal stoffig waark (Roden)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...