stoten overgankelijk, sterk, werkwoord, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: staoten (Zuidwest-Drenthe Zuid), steuten (Zuidoost-Drenthe), stötten

  1. stoten

    Hij stöt die mit de klingelbuul an de kop, as doe der niet wat ingooist

    De ram wil je steuten (Balloo)

    Wat e mit de haande recht zet, stöt e met de neers weer um

    De reitdekker is het stro an het stoten

    Zie ook:
  2. Der is gieneein, die zuk der an stoten kan

    Hij stöt wat an de bult (Rolde)

    an de bulten

    Hai wol dat gauw even terechte steuten

    Ik wil de kop liever niet steuten

    Hij moet wel een keer de neuze stoten

    Dat stöt mij tegen de börst

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...