Ook: strumpeln
Bron: H. Tiesing & H. Tiesingstruikelen
Hie strompelt over zien eigen woorden (Sleen)
Hij kwaamp te strompeln tussen de koenen (Ruinerwold)
gebrekkig gaan
Hij strompelde nog wat, hij har een malle klauw had van de roodbonte (Hijken)
Klaos löp niet best meer, hij strompelt een beegien (Havelte)
stroffeln
in
er in strompeln
Daor muj veur oppassen, aans kuj der lillijk instrompeln (Sleen)
*Het beste peerd strompelt wel is