klein, parmantig, eigenwijs, vinnig of zonderling kereltje
Het is een strophoos, een strontzak (Roderwolde)
Het is een zunderlinge, wat een raore strophoos (Norg)
Wij zegt potstronk en strophoos tegen een klein kind, die goed bij de haand is (Ekehaar)
Een strophoos is een wat min, achtergebleven mannegien (Zwinderen)