zenden
Ik zal je nog wal een brief sturen (Borger)
Hef je vrouw je stuurd? (Sleen)
Zie hebt hum over de heide stuurd
sturen, leiden
As doe zo slecht stuurst, komst nog een keer in de sloot terechte (Barger Oosterveld)
Hij kan de kinder met de ogen sturen (Erica)
As de kinder niet lustern wilt, moej ze sturen (Eext)
straffen, in de regel lichamelijk, van zijn eigen kinderen
Zie ook: