tabernakel -s, dehet, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: tabbernakel, tabber... (Kop van Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), ..naokel, ..naekel (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. tabernakel

    De hosties wordt in het tabernakel bewaard (Barger Oosterveld)

    In Weiteveen hebt ze vrogger het tabernakel leegsteulen (Klazienaveen)

    Zie ook:
  2. lichaam

    Ik heb hum even wat op zien tabernaokel geven

    Die man hef steulen, mar hij hef nog veul mèer op het tabernakel

    Een holle tabernakel is een holle, slokke kèrel

    Zie ook:
  3. groot voorwerp(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Het was een hiel tabernakel

    Hie hef dat grote tabernakel op de wagen vervoerd (Oosterhesselen)

    Zie ook:
  4. oud dier of voorwerp(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe)

    Dat peerd is niet veul, het is een aold tabernakel (Beilen)

    Dat huus was een old tabernakel (Zuidwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...