tarten overgankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: taarten (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. tarten

    Ik tart je um nog wèer op mien laand te kommen (Beilen)

    Zie ook:
  2. uitdagen

    Ik tart je daj het niet weer lapt (Stieltjeskanaal)

    Dan duur ik je tarten daj der een woord van verstaot van die Friese kooplu (Sleen)

    Zie ook:
  3. boosmaken

    IJ moet die hond niet zo tarten, want dan wordt e vals (Dalen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...