testament -en, het

Ook: testement

  1. testament

    Hold die ome wat hoge, misschien kooj bij hum in het testament (Ruinerwold)

    Hij is plotseling störven, mar hij har nog wal een testament maakt (Barger Oosterveld)

    Ik had liever daj met je testament gooiden

    Zie ook:
  2. deel van de bijbel

    Ik kan ale naomen van het aolde en naaie testament nog wel opnuimen (Peize)

    Zie ook:
  3. kerkboek met bijbel

    Grof testament

    Bron: Nieuwe Drents(ch)e Volksalmanak Zie ook:
  4. lichaam

    Hij kreeg flink wat op zien testament (Kerkenveld)

    test

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...