tiepeln onovergankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: slaonder, tiebeln (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. tiepelen, spel in twee groepen. Dit spel kende verschilllende varianten. Tiepeln deden ze zo:

    Een geutje in de grond. Daor een dwarsstokkie over hen, dat met een tiepelstok zo ver meugelijk wegg (Schoonebeek)

    dan kun de tiepel opvangen worden. De vanger prebeerde hum in de cirkel te gooien, waor de slaonder (Sleen)

    pink III

    Zie ook:
  2. doelloos rondslenteren, treuzelen, beuzelen(Zuidwest-Drenthe)

    Hej wèer an de weg zitten te tiebeln (Dwingelo)

    Zie ook:
  3. zenuwachtig met iets zitten te spelen

    Zit niet aal met dat mes te tiebeln under het eten (Sleen)

    Hol ies op met dat glassien te tiebeln; dommies he'k hum kapot (Ruinerwold)

    Met een pen zitten te tiepeln (Eexterveen)

    Zie ook:
  4. in de war brengen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...